Volgens de rechter is hoge belastingrente oneerlijkhttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/09/ee9a4227-1971-4f07-a7b7-6a586b3e260e-1.jpg800533AL Raad & PartnersAL Raad & Partnershttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/09/ee9a4227-1971-4f07-a7b7-6a586b3e260e-1.jpg
De rechter in Den Haag geeft een bedrijf gelijk dat de belastingrente op vennootschapsbelasting (vpb) veel te hoog vindt. Het bedrijf vraagt in november 2023 om een voorlopige aanslag vpb. De Belastingdienst stuurt deze aanslag in december 2023. Daarbij moet het bedrijf ook € 1.658 aan rente betalen. Het bedrijf vindt dat te veel en wil maar € 632 betalen. De Belastingdienst gaat hier niet mee akkoord. Het bedrijf gaat naar de rechter en krijgt gelijk. De rechter oordeelt dat de hoge rente in strijd is met het ‘evenredigheidsbeginsel’. Dit beginsel betekent dat de overheid bij het maken van regels een eerlijke belangenafweging moet maken en hierbij alle belangen moet betrekken.
Schatkist
De overheid wil met de hoge rente geld binnenhalen voor de schatkist. Uit de stukken blijkt dat dit zelfs het belangrijkste doel is. De rechter overweegt dat het verwerven van geld met een hoge belastingrente ten koste van bedrijven niet de bedoeling kan zijn. De overheid heeft te weinig gekeken naar wat deze hoge rente betekent voor bedrijven. Uit de wetsgeschiedenis blijkt zelfs dat veel mensen de rente te hoog vinden. Ook blijkt hieruit dat de rente niet past bij wat normaal is in de markt. Toch houdt de overheid vast aan de hoge rente, omdat ze het geld nodig heeft.
Rentepercentage
De rechter heeft nu een streep gezet door de regeling waarin het rentepercentage staat. Voor het bedrijf in deze zaak betekent dit dat het maar € 632 hoeft te betalen in plaats van € 1.658. De rechter laat in het midden wat een eerlijk rentepercentage zou zijn. Het bepalen van een eerlijk rentepercentage is aan de overheid overgelaten, waarbij zij een goede belangenafweging moet maken.
De zaak gaat over een technisch onderwerp, maar de kern is simpel: ook de Belastingdienst moet eerlijk zijn en mag niet te veel vragen.
Bron:Rechtbank Den Haag| jurisprudentie| ECLI:NL:RBDHA:2025:16368| 21-07-2025
Fiscaal compromis vernietigd door dwaling over woningoppervlaktehttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/09/0c37f838-6471-4d1c-80c0-a32822d469a9.jpg800585AL Raad & PartnersAL Raad & Partnershttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/09/0c37f838-6471-4d1c-80c0-a32822d469a9.jpg
In 2017 verkoopt een dochtermaatschappij een woning met garage aan de zoon van de dga voor € 274.760, terwijl de WOZ-waarde € 398.000 bedraagt. De woning wordt al jaren verhuurd aan dezelfde zoon voor slechts € 1.200 per maand, zonder indexatie. De Belastingdienst beschouwt deze transacties als onzakelijk en wil een correctie van € 639.240 opleggen. Tijdens een hoorgesprek sluiten partijen een compromis op een waarde van € 567.000. De dga verklaart hierbij dat de woning slechts 160 m² groot is, terwijl de werkelijke oppervlakte 255 m² bedraagt.
Compromis
De Belastingdienst erkent het compromis, maar beroept zich op dwaling. De inspecteur baseert zijn instemming op de uitdrukkelijke verklaring van de dga dat de woning 160 m² groot is en vergelijkbaar is met het buurpand. Een luchtfoto toont echter een grote uitbouw en een verbouwde garage, wat de werkelijke oppervlakte op 255 m² brengt. De inspecteur stelt dat hij het compromis onder juiste informatie nooit zou hebben gesloten. De dga vindt dat de Belastingdienst de werkelijke oppervlakte had kunnen achterhalen via openbare bronnen en zich beter had moeten voorbereiden. Hij stelt dat het compromis geldig is en dat de overeengekomen waarde rekening houdt met de verhuurde staat van de woning.
Dwaling
Het gerechtshof oordeelt dat het compromis geldig tot stand is gekomen, maar terecht vernietigd kan worden wegens dwaling door onjuiste informatie van de dga. De dga heeft tijdens het hoorgesprek bewust onjuiste informatie over de woonoppervlakte en verbouwingskosten verstrekt . Het grote verschil in cijfers maakt aannemelijk dat de overeenkomst bij juiste informatie niet zou zijn gesloten.
Onderzoeksplicht
Het hof stelt dat de inspecteur voldoende onderzoek heeft verricht. Hij laat de woning taxeren, bespreekt beschikbare informatie en confronteert de dga met de oppervlakte van 255 m². De dga blijft vasthouden aan zijn onjuiste verklaring. Volgens het hof mag de inspecteur erop vertrouwen dat de dga, als vastgoed-ervaren directeur, de juiste feiten verstrekt.
Winstcorrecties grotendeels terecht
Het hof bevestigt dat zowel de verkoopprijs als de huurprijs onzakelijk zijn. De zakelijke waarde van de woning en garage bedraagt € 914.000 en de zakelijke huurprijs € 3.250 per maand. Wel past het hof een korting van € 94.000 toe op de winstcorrectie vanwege beperkte waardedruk bij verkoop aan de huurder.
Bron:Gerechtshof Den Haag| jurisprudentie| ECLI:NL:GHDHA:2025:1513| 07-07-2025
Foutenleer redt vennootschap bij afwaardering lening aan dochtervennootschaphttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/07/72edb4f7-58d4-40d8-ab3b-dd6f5b055dfe.jpg800534AL Raad & PartnersAL Raad & Partnershttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/07/72edb4f7-58d4-40d8-ab3b-dd6f5b055dfe.jpg
De fiscale foutenleer blijkt opnieuw een krachtig reddingsmiddel bij een zakelijke misstap. Een moedervennootschap wilde in 2016 een vordering op haar dochtervennootschap afwaarderen. De inspecteur blokkeerde dit, omdat de lening al in 2015 civielrechtelijk was kwijtgescholden. De timing leek fataal, totdat de rechtbank de foutenleer toepaste. Dankzij deze fiscale reparatieregel kan de moeder alsnog het volledige bedrag in aftrek brengen.
Vordering dochter
De zaak draait om een vennootschap die een vordering van € 880.717 op haar dochtervennootschap heeft. Deze vordering bestaat grotendeels uit niet-betaalde rente door de dochtervennootschap. De moedervennootschap wil deze vordering in 2016 fiscaal afwaarderen. De dochtervennootschap kan de schuld niet terugbetalen en de vordering is waardeloos geworden.
De inspecteur weigert de aftrek. Hij stelt dat de moeder de vordering al in 2015 heeft kwijtgescholden. De kwijtschelding moet daarom in 2015 worden verwerkt, niet in 2016. Subsidiair stelt de inspecteur dat het bedrag te hoog is. Een deel betreft rente over bedragen die al waren afgelost of verrekend.
Afwaarderen vordering
De rechtbank geeft de inspecteur gelijk op één punt: de vordering is inderdaad al in 2015 kwijtgescholden. De moeder heeft geen civielrechtelijke vordering meer in 2016. Toch wint de moedervennootschap de zaak. De rechtbank staat toe dat de foutenleer wordt toegepast. Deze fiscale regel voorkomt dubbele belasting of belastingvrijstelling door fouten. De inspecteur had de kwijtschelding in 2015 gecorrigeerd. Hierdoor stond de vordering nog steeds op de fiscale balans. De afwaardering kan daarom alsnog in 2016 plaatsvinden. Ook mag het volledige bedrag worden afgewaardeerd. De moedervennootschap heeft in het verleden alle rentebaten aangegeven. De rechtbank oordeelt dat het gehele bedrag aftrekbaar is.
Foutenleer
De foutenleer is een belangrijk fiscaal principe. Het zorgt ervoor dat vermogensfouten uit het verleden geen blijvende invloed hebben op de belastingheffing. Als het eindvermogen van het vorige jaar onjuist is vastgesteld, mag dit worden hersteld. Hierdoor wordt dubbele belastingheffing of belastingontwijking voorkomen. In deze zaak was de vordering civielrechtelijk verdwenen, maar fiscaal nog aanwezig. Deze balansfout kon via de foutenleer worden rechtgezet.
Kenbare fout redt Belastingdienst bij navordering zonder nieuw feithttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/04/ccb4c60e-92dc-41c6-8702-f95e8e0456e7.jpg800533AL Raad & PartnersAL Raad & Partnershttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/04/ccb4c60e-92dc-41c6-8702-f95e8e0456e7.jpg
Een vastgoedvennootschap verkoopt in 2016 een onroerende zaak voor € 1 miljoen. De inspecteur stelt dat de werkelijke waarde € 1,75 miljoen bedraagt. Hij legt een navorderingsaanslag op met een winstcorrectie. De inspecteur baseert zich op een taxatierapport en betalingen aan een gelieerde vennootschap. De vennootschap bestrijdt de navorderingsbevoegdheid en de hoogte van de correctie
Feiten
De vennootschap exploiteert vastgoed en heeft in 2016 drie aandeelhouders. Er waren interne conflicten tussen de aandeelhouders, met name over de ontwikkeling van een vastgoedproject. Het project betrof een perceel grond met opstallen die sinds 2008 leegstonden. In 2015 werd het bestemmingsplan gewijzigd, waardoor het perceel geschikt werd voor woningbouw. In 2016 verkoopt de vennootschap het pand voor € 1 miljoen. De bestuurder sluit daarnaast een ontwikkelingsovereenkomst met de koper. Hierbij krijgt hij recht op meerdere vergoedingen.
De vennootschap dient de aangifte vennootschapsbelasting 2016 pas in september 2018 digitaal in. In maart 2018 werd wel al een kopie op papier naar de controlerend ambtenaar gestuurd. De inspecteur voerde een boekenonderzoek uit. Hieruit blijkt dat er een taxatierapport bestaat met een waardebepaling van € 1,75 miljoen. Ook blijkt dat een aan de bestuurder gelieerde vennootschap in 2017-2018 € 700.000 aan 'bemiddelingsprovisie' heeft ontvangen. De inspecteur concludeert dat een deel van de koopsom is 'omgeleid'. Hij legt een navorderingsaanslag op met een winstcorrectie en een vergrijpboete.
Nieuw feit
Het hof oordeelt dat geen sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Het boekenonderzoek loopt nog tijdens het opleggen van de ambtshalve aanslag. De verkoop was al onderwerp van onderzoek. Het niet blokkeren van de aanslagregeling is volgens het hof een ambtelijk verzuim.
Kwade trouw
Ook is er volgens het hof geen sprake van kwade trouw bij de belastingplichtige. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vennootschap het taxatierapport kende. Het is onwaarschijnlijk dat andere, niet-gelieerde bestuurders zouden instemmen met een te lage verkoopprijs.
Kenbare fout
Wel is sprake van een voor de belastingplichtige kenbare fout. De vennootschap wist van het lopende boekenonderzoek. Het moest voor haar duidelijk zijn dat de ambtshalve aanslag niet overeenstemde met wat de inspecteur zou vaststellen na het onderzoek.
Oordeel hof
Ten aanzien van de winstcorrectie oordeelt het hof dat ontwikkeling binnen de vennootschap niet meer mogelijk is door onenigheid tussen de aandeelhouders. De vennootschap neemt daarom genoegen met € 1 miljoen. Een andere partij had kort daarvoor € 950.000 geboden. Het hof acht € 1 miljoen daarom de werkelijke waarde. Het hof vermindert de navorderingsaanslag. De vergrijpboete wordt vernietigd, omdat de grondslag is vervallen.
Conclusie
Deze uitspraak toont dat een navorderingsaanslag niet altijd een nieuw feit of kwade trouw vereist. Ook een 'kenbare fout' kan voldoende zijn. Dit is een fout die voor de belastingplichtige redelijkerwijs herkenbaar is. De zaak laat ook zien dat de Belastingdienst de waarde van onroerend goed niet zomaar mag corrigeren als er zakelijke redenen zijn voor de overeengekomen prijs. De omstandigheden bij verkoop en de verhoudingen tussen aandeelhouders zijn hier doorslaggevend voor de waardebepaling.
Lening wel of niet zakelijk? Rechtbank geeft duidelijkheidhttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/04/dd919b50-a307-416c-9ee0-5fb06dbc7e7f.jpg800800AL Raad & PartnersAL Raad & Partnershttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/04/dd919b50-a307-416c-9ee0-5fb06dbc7e7f.jpg
Rechtbank Gelderland geeft in een recente uitspraak duidelijkheid over wanneer een lening tussen verbonden vennootschappen als fiscaal (on)zakelijk moet worden aangemerkt. De zaak draait om een geldverstrekker die een verlies op een lening wil aftrekken van de winst nadat de geldlener is ontbonden. De Belastingdienst weigert deze aftrek met een beroep op de 'onzakelijke-leningjurisprudentie'.
Feiten
Een vastgoedvennootschap verstrekt in 2006 een lening aan een gelieerde vennootschap voor de aankoop van een slipbaan (€ 180.000). De aandeelhouder van de crediteur bezat ook 50% van de aandelen in de debiteur. De leningsvoorwaarden worden niet schriftelijk vastgelegd. Daarnaast zijn er geen zekerheden gevestigd en wordt de rente bijgeschreven.
In 2017 verkocht de debiteur de slipbaan voor € 45.000 aan twee vennootschappen, die deze later doorverkochten voor ruim € 1,2 miljoen. De crediteur waardeerde de lening af met € 142.504. De inspecteur corrigeert deze afwaardering als onzakelijke lening.
Oordeel van de rechtbank
Of een lening onzakelijk is, moet beoordeeld worden naar de omstandigheden op het moment van het aangaan van de lening. Een aanvankelijk zakelijke lening kan tijdens de looptijd alsnog onzakelijk worden door onzakelijk handelen van de crediteur. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast, dat sprake is van een onzakelijke lening, op de inspecteur rust. De inspecteur moet aannemelijk maken dat geen rentepercentage kan worden bepaald waaronder een onafhankelijke derde, onder gelijke omstandigheden, de lening zou hebben verstrekt.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die tot de conclusie leiden dat de lening bij verstrekking onzakelijk was. Het ontbreken van zekerheden, het bijschrijven van rente en de afwezigheid van een aflosschema maken een lening niet automatisch onzakelijk. De cruciale vraag is of de crediteur een debiteurenrisico heeft gelopen dat zo groot is dat geen onafhankelijke derde de gelden, zelfs met een hogere risico-opslag, zou hebben uitgeleend. De inspecteur had juist aangetoond dat de waarde van de slipbaan eind 2016 rond € 1 miljoen lag, wat aangeeft dat de debiteur voldoende verhaal bood.
De inspecteur heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat een onafhankelijke derde actie zou hebben ondernomen op het moment dat de slipbaan werd verkocht voor een veel lager bedrag dan de marktwaarde. De lening is dus ook niet 'gedurende de rit' onzakelijk geworden. De rechtbank concludeert dat de lening zakelijk was en dat de afwaardering ten laste van de fiscale winst kan worden gebracht.
Conclusie
Deze uitspraak biedt duidelijkheid over (on)zakelijke leningen. Niet de vorm, maar de inhoud is bepalend. De bewijslast ligt bij de inspecteur. De inspecteur moet aantonen dat het debiteurenrisico zo groot was dat niemand de lening zou verstrekken. Het bieden/hebben van voldoende zekerheid bij de debiteur wijst juist op een zakelijke lening.
Herinvesteringsreserve te lang op de balanshttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/03/a2e9b325-73ad-4ab5-ab41-f988546c2c41.jpg800533AL Raad & PartnersAL Raad & Partnershttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/03/a2e9b325-73ad-4ab5-ab41-f988546c2c41.jpg
Een vennootschap, waarvan een echtpaar de aandeelhouders zijn en de man als enig bestuurder fungeert, komt in conflict met de Belastingdienst over de aanslag vennootschapsbelasting 2016. In 2005 verkoopt de vennootschap een bedrijfsmiddel en vormt daarvoor een herinvesteringsreserve (HIR) van € 1.500.000. Deze HIR staat ultimo 2015 nog op de balans. De inspecteur laat bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting 2016 de HIR vrijvallen ten gunste van de winst. De vennootschap gaat in beroep tegen deze beslissing. De rechtsvraag is of de inspecteur de HIR terecht in 2016 ten gunste van de winst heeft laten vrijvallen.
Feiten
Niet in geschil is dat de HIR in 2005 wegens de vervreemding van een bedrijfsmiddel is gevormd. Deze HIR had na verloop van drie jaren in 2008 moeten vrijvallen, omdat de vennootschap geen herinvesteringsvoornemen meer had. De vennootschap heeft de HIR echter na 2008 op haar balans laten staan. De vennootschap heeft per 31 december 2015 een bedrag aan te verrekenen verlies van € 660.085. Een cruciaal punt in deze zaak is dat de vennootschap op 13 maart 2018 haar aangifte vennootschapsbelasting over 2016 heeft ingediend, waarin zij de HIR heeft opgenomen met de onjuiste vermelding "jaar vervreemding 2016". Dit terwijl de werkelijke vervreemding al in 2005 had plaatsgevonden. Door deze onjuiste vermelding leek het alsof de driejaarstermijn voor herinvestering pas in 2019 zou aflopen, in plaats van in 2008. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting 2016 de HIR van € 1.500.000 ten gunste van de winst laten vrijvallen. Per saldo heeft de inspecteur het belastbaar bedrag vastgesteld op € 862.300. De rechtbank verklaart het beroep van de vennootschap ongegrond. Het hof overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de vennootschap geen herinvesteringsvoornemen meer heeft en dat artikel 3.54, lid 5, Wet IB 2001 niet van toepassing is. Het hof oordeelt dat de inspecteur de HIR terecht in het oudst openstaande jaar heeft laten vrijvallen.
Foutenleer
Toepassing van de foutenleer leidt ertoe dat fiscaal toelaatbare reserves, zoals de HIR, ter voorkoming van het onbelast blijven van de vrijval bij het begin van het boekjaar moeten worden vastgesteld op het bedrag van de fiscale reserve per het einde van het voorafgaande jaar. Bij toepassing van de foutenleer valt de reserve dan in het jaar waarin de fout wordt hersteld vrij, ten gunste van de winst. Aangezien 2016 het oudst openstaande jaar was, heeft de inspecteur dan ook terecht de HIR in 2016 laten vrijvallen. Het leerstuk van ambtelijk verzuim is niet van toepassing, omdat daarvan alleen sprake kan zijn bij een navorderingsaanslag en die is in dit geval niet opgelegd. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Conclusie
Deze uitspraak bevestigt dat de foutenleer wordt toegepast bij fiscale reserves die ten onrechte op de balans blijven staan. Wanneer een herinvesteringsreserve niet binnen de wettelijke termijn vrijvalt of wordt aangewend, kan de Belastingdienst deze alsnog laten vrijvallen in het oudst openstaande jaar.
Een bv betwist haar uitsluiting van het fbi-regime en stelt dat de rente op aandeelhoudersleningen zakelijk is. De inspecteur bestrijdt dit standpunt. Daarnaast meent de inspecteur dat de rente van 10% op de aandeelhoudersleningen onzakelijk hoog is. De centrale vragen die de rechter moet beantwoorden, zijn: voldoet de bv aan de fbi-vereisten? Zo niet, is de rente op de aandeelhoudersleningen dan fiscaal aftrekbaar?
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank geeft de bv op alle punten gelijk en oordeelt dat zij voldoet aan de fbi-vereisten. Een onzakelijk hoge rente betekent niet per definitie dat geen sprake is van normaal vermogensbeheer. Daarnaast verwijt de rechtbank de inspecteur dat hij de wettelijke financieringstoets verkeerd heeft toegepast. Kortlopende schulden die niet zijn aangegaan voor de financiering van vastgoed moeten buiten beschouwing blijven. Omdat de rechtbank oordeelt dat het fbi-regime van toepassing is, komt zij niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zakelijkheid van de rente.
Oordeel van het gerechtshof
Het hof oordeelt anders en stelt dat de bv in geen enkel jaar recht had op het fbi-regime. In 2014-2016 was de statutaire doelomschrijving te ruim. Hoewel dit in 2016 werd aangepast, voldeed de bv in 2017 alsnog niet aan de overige fbi-voorwaarden. Nu het fbi-regime niet van toepassing is, beoordeelt het hof alsnog de zakelijkheid van de rente op de aandeelhoudersleningen. Het hof acht aannemelijk dat onder de overeengekomen leningsvoorwaarden geen externe financiering verkregen zou kunnen worden, of hooguit tegen een winstdelende rente. Er is dus sprake van een onzakelijke lening. Met toepassing van de borgstellingsanalogie stelt het hof de zakelijke rente uiteindelijk vast op 2,43%.
Conclusie
Onzakelijke renteafspraken met aandeelhouders kunnen leiden tot een hogere belastingheffing en het verlies van fiscale voordelen. Dit arrest illustreert dat de fiscale gevolgen aanzienlijk kunnen zijn als een vastgoedbelegging niet voldoet aan de fbi-vereisten. Een gedegen fiscale en juridische structurering van vastgoedbeleggingen is dan ook essentieel. De statuten en feitelijke activiteiten moeten naadloos aansluiten op het beoogde fiscale regime.
De staatssecretaris van Financiën merkt de bezwaarschriften tegen de belastingrente voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting, de solidariteitsbijdrage, de minimumbelasting en het winstaandeel, die vanaf respectievelijk 1 oktober 2020, 1 januari 2022, 1 januari 2024 en 1 januari 2025 in rekening is gebracht, aan als massaal bezwaar. Dit betekent dat deze bezwaarschriften collectief worden behandeld om een efficiënte en eenduidige afhandeling te waarborgen.
De aanleiding voor dit besluit is de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2024, waarin werd geoordeeld dat het hogere belastingrentepercentage van 8% voor de vennootschapsbelasting onverbindend is. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van deze uitspraak een groot aantal bezwaarschriften ontvangen.
De massaalbezwaarprocedure houdt in dat de wettelijke termijn voor het beslissen op de bezwaarschriften wordt opgeschort. Om een antwoord te krijgen op die rechtsvragen zal de Belastingdienst één of meer (proef)procedures selecteren. De uitkomst van deze procedures zal gelden voor alle bezwaren die onder de massaalbezwaarprocedure vallen. De staatssecretaris benadrukt dat de aanwijzing alleen geldt voor bezwaren die dezelfde rechtsvragen betreffen als in de aanwijzing geformuleerd. Bezwaren die ook betrekking hebben op de onderliggende belastingaanslag zullen gesplitst worden.
Voor de beantwoording van de rechtsvragen is van belang wat de Hoge Raad zal beslissen in de lopende cassatieprocedure. Deze procedure ziet strikt genomen op belastingrente die in rekening is gebracht over de periode 1 juli 2022 tot en met 26 augustus 2023. Afhankelijk van de uitkomst kan het nodig zijn om een tweede proefprocedure te starten voor de periode na 1 januari 2024, wanneer de systematiek voor het bepalen van het belastingrentepercentage is gewijzigd.
Bron:Ministerie van Financiën| besluit| stcrt-2025-5793| 13-02-2025
Geen onbeperkte verliesverrekening voor verlengd boekjaar 2012/2013https://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/02/cbfc95af-74b5-4606-a912-14c8e2793d9d.jpg800457AL Raad & PartnersAL Raad & Partnershttps://www.al-raad.nl/wp-content/uploads/2025/02/cbfc95af-74b5-4606-a912-14c8e2793d9d.jpg
Per 1 januari 2022 zijn de temporiseringsmaatregel en de onbeperkte voorwaartse verliesverrekeningstermijn ingevoerd. Naar aanleiding hiervan is de vraag opgekomen of voor een verlies uit het boekjaar dat aanvangt in 2012 en eindigt op 31 december 2013 een onbeperkte voorwaartse verliesverrekeningstermijn geldt.
De Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb van de Belastingdienst concludeert dat de onbeperkte voorwaartse verliesverrekeningstermijn alleen geldt voor verliezen uit boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013 en die ultimo 2021 nog voorwaarts verrekenbaar zijn. Aangezien het betreffende boekjaar in 2012 begint, valt het niet onder deze regeling. Daarmee is ook de temporiseringsmaatregel niet van toepassing.
Dit betekent dat het verlies uit het boekjaar 2012/2013 niet onder de nieuwe regels valt en dus niet onbeperkt voorwaarts verrekend kan worden. De wetgever heeft duidelijk gemaakt dat de samenhang tussen de onbeperkte verliesverrekeningstermijn en de temporiseringsmaatregel essentieel is, en deze samenhang geldt niet voor boekjaren die voor 2013 zijn begonnen.
In een recente uitspraak heeft Hof Den Bosch in hoger beroep de door de inspecteur aangebrachte correcties en boetes met betrekking tot aftrekposten in de vennootschapsbelasting bevestigd. De zaak draaide om een bedrijf dat verschillende kosten heeft opgevoerd als aftrekposten, maar er niet in slaagde om voldoende bewijs te leveren voor het zakelijke karakter van deze uitgaven.
De aftrekposten onder de loep
De belastingplichtige, een vennootschap waarvan de aandelen via een holding in handen zijn van een particuliere eigenaar, bracht tussen 2011 en 2014 diverse kosten in aftrek op de winst. De inspecteur stelde tijdens een boekenonderzoek echter vast, dat deze kosten onzakelijk waren. Dit leidde tot correcties op de winst en tot oplegging van (navorderings)aanslagen en boetes.
De betwiste kosten bestonden onder andere uit:
representatiekosten: uitgaven voor het onderhouden van zakelijke relaties, die volgens de belastingplichtige aftrekbaar waren;
kantinekosten: kosten voor voedsel en drank op kantoor, opgevoerd als noodzakelijke bedrijfsuitgaven;
reiskosten: kilometers gemaakt voor zakelijke reizen, waaronder ritten van de dochter van de eigenaar;
administratie- en advieskosten: uitgaven voor diensten van derden, die volgens de belastingplichtige betrekking hadden op belastingaangiften;
diefstal van contant geld: een bedrag aan gestolen contant geld, opgevoerd als zakelijk verlies.
De belastingplichtige voerde aan dat al deze kosten noodzakelijk waren voor de bedrijfsvoering en daarom aftrekbaar zouden moeten zijn. Daarnaast stelde zij dat de opgelegde boetes onterecht waren, omdat volgens haar geen sprake was van opzet of grove schuld.
De bezwaren van de inspecteur
De inspecteur betwistte het zakelijke karakter van de opgevoerde kosten en stelde dat de belastingplichtige onvoldoende bewijs had geleverd om de aftrekposten te rechtvaardigen. De inspecteur maakte onder meer de volgende opmerkingen:
representatie- en kantinekosten: er was geen gedetailleerde administratie overgelegd die het zakelijke karakter van deze uitgaven onderbouwde. Er ontbraken bijvoorbeeld concrete bewijzen, die de relatie tussen de kosten en de bedrijfsactiviteiten konden aantonen;
reiskosten: de inspecteur betwijfelde het zakelijke karakter van alle opgevoerde reiskosten, met name de ritten van de dochter van de eigenaar, die volgens hem geen directe zakelijke noodzaak hadden;
administratie- en advieskosten: er waren geen facturen of andere documenten overgelegd om aan te tonen dat deze kosten daadwerkelijk voor zakelijke doeleinden waren gemaakt;
diefstal van contant geld: de inspecteur vond het niet aannemelijk dat het gestolen geld verband hield met de zakelijke activiteiten en beschouwde dit verlies daarom niet als een aftrekbare kostenpost.
Daarnaast stelde de inspecteur dat de belastingplichtige opzettelijk of met grove schuld onjuiste aangiften had ingediend, hetgeen de opgelegde vergrijpboetes volgens hem rechtvaardigde.
Oordeel van het hof
Het hof stelt de inspecteur in het gelijk en oordeelt dat de correcties en opgelegde boetes terecht zijn. Het hof benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige is om aan te tonen dat de opgevoerde kosten zakelijke uitgaven zijn. In dit geval was de belastingplichtige daar niet in geslaagd. Voor de representatiekosten, kantinekosten en administratie- en advieskosten ontbrak bijvoorbeeld specifieke documentatie die het zakelijke karakter kon aantonen. Ook voor de reiskosten van de dochter van de eigenaar en het verlies door de diefstal van contant geld was de onderbouwing onvoldoende. Het hof vindt de vergrijpboetes gerechtvaardigd, omdat de belastingplichtige volgens het hof opzettelijk onjuiste aangiften heeft ingediend. De boetes zijn eerder in de procedure al gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn en verdere matiging acht het hof niet nodig.
Conclusie en tips voor ondernemers
Het hoger beroep van de belastingplichtige is ongegrond verklaard. De opgelegde (navorderings)aanslagen en boetes blijven in stand. Deze zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gedetailleerde administratie.
Tips:
Documenteer zorgvuldig: zorg voor gedetailleerde en toegankelijke bewijzen, die het zakelijke karakter van uitgaven kunnen aantonen.
Wees transparant: houd een duidelijke administratie bij van alle zakelijke uitgaven, inclusief facturen en andere ondersteunende documenten.
Wees voorbereid op controle: realiseer u dat de bewijslast bij u ligt. De inspecteur kan op elk moment om aanvullende onderbouwing vragen.
Door deze maatregelen te nemen kunt u wellicht onnodige geschillen en boetes voorkomen.
Bron:Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch| jurisprudentie| ECLI:NL:GHSHE:2024:2226, 22/1027 tot en met 22/1030 en 22/1049| 14-08-2024
Algemene voorwaarden: de Algemene voorwaarden van Verwerker, die onverkort van toepassing zijn op iedere afspraak tussen Verwerker en Verantwoordelijke en van welke Algemene voorwaarden deze privacyvoorwaarden onlosmakelijk deel uitmaken.
Verwerker: de Vennootschap onder firma A&L Finance h/o AL Raad & Partners, statutair gevestigd te en kantoorhoudende aan Multatulilaan 10 te Roosendaal en alle aan gelieerde entiteiten, waaronder maar niet uitsluitend, eveneens Opdrachtnemer.
Gegevens: de persoonsgegevens zoals omschreven in Annex 1.
Opdrachtgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan Opdrachtnemer opdracht heeft gegeven tot het verrichten van Werkzaamheden, eveneens Verantwoordelijke.
Opdrachtnemer: de Vennootschap onder firma A&L Finance h/o AL Raad & Partners, statutair gevestigd te en kantoorhoudende aan Multatulilaan 10 4707 LZ te Roosendaal eveneens Verwerker.
Overeenkomst: elke afspraak tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer tot het verrichten van Werkzaamheden door Opdrachtnemer ten behoeve van de Opdrachtgever, conform het bepaalde in de opdrachtbevestiging.
Verantwoordelijke: de Opdrachtgever die als natuurlijk persoon of rechtspersoon aan de Opdrachtnemer, eveneens Verwerker, opdracht heeft gegeven tot het verrichten van Werkzaamheden.
Werkzaamheden: alle werkzaamheden waartoe opdracht is gegeven, of die door Opdrachtnemer uit anderen hoofde worden verricht. Het voorgaande geldt in de ruimste zin van het woord en omvat in ieder geval de werkzaamheden zoals vermeld in de opdrachtbevestiging.
Toepasselijkheid privacyvoorwaarden
Deze privacyvoorwaarden zijn van toepassing op alle gegevens die in het kader van de uitvoering van de Overeenkomst met Opdrachtgever door Opdrachtnemer worden verzameld voor Opdrachtgever, alsmede op alle uit de Overeenkomst voor Opdrachtnemer voortvloeiende Werkzaamheden en de in dat kader te verzamelen gegevens.
Verantwoordelijke is verantwoordelijk voor de verwerking van de Gegevens zoals omschreven in Annex 1.
Bij de uitvoering van de Overeenkomst verwerkt Verwerker bepaalde persoonsgegevens voor Verantwoordelijke.
Dit is een verwerkersovereenkomst is de zin van artikel 28 lid 3 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), waarin de rechten en verplichtingen ten aanzien van de verwerking van de persoonsgegevens schriftelijk is geregeld, waaronder ten aanzien van de beveiliging. Deze verwerkersovereenkomst in ten opzichte van Verantwoordelijke bindend voor deze Verwerker.
Deze privacy-voorwaarden maken, net als de Algemene voorwaarden van Verwerker, onderdeel uit van de Overeenkomst en alle toekomstige overeenkomsten tussen partijen.
Reikwijdte privacy-voorwaarden
Met het geven van de opdracht tot het verrichten van Werkzaamheden heeft Verantwoordelijke aan Verwerker de opdracht gegeven om de Gegevens te verwerken namens de Verantwoordelijke op de wijze zoals omschreven in Annex 1 in overeenstemming met de bepalingen van deze privacy-voorwaarden.
Verwerker verwerkt de Gegevens uitsluitend in overeenstemming met deze privacy-voorwaarden, met name met hetgeen is opgenomen in Annex 1. Verwerker bevestigt de Gegevens niet voor andere doeleinden te verwerken.
De zeggenschap over de Gegevens komt nooit bij Verwerker te rusten.
De Verantwoordelijke kan additionele, schriftelijke instructies aan Verwerker geven vanwege aanpassingen of wijzigingen in de van toepassing zijnde regelgeving op het gebied van bescherming van persoonsgegevens.
Verwerker verwerkt de Gegevens enkel in de Europese Economische Ruimte.
Verplichting Verantwoordelijke
Verantwoordelijke treft de nodige maatregelen opdat persoonsgegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn en als zodanig ook aan Verwerker worden verstrekt.
Geheimhouding
Verwerker en de personen die in dienst zijn van Verwerker dan wel werkzaamheden voor hem verrichten, voor zover deze personen toegang hebben tot persoonsgegevens, verwerken de Gegevens slechts in opdracht van Verantwoordelijke, behoudens afwijkende wettelijke verplichtingen.
Verwerker en de personen die in dienst zijn van Verwerker dan wel werkzaamheden voor hem verrichten, voor zover deze personen toegang hebben tot persoonsgegevens, zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarvan zij kennis nemen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit een taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Geen verdere verstrekking
Verwerker zal de gegevens niet delen met of verstrekken aan derden, tenzij Verwerker daartoe voorafgaande, schriftelijke toestemming of opdracht heeft verkregen van Verantwoordelijke of op grond van dwingendrechtelijke regelgeving daartoe verplicht is. Indien Verwerker op grond van dwingendrechtelijke regelgeving verplicht is om de Gegevens te delen met of te verstrekken aan derden, dan zal Verwerker de Verantwoordelijke hierover schriftelijk informeren, tenzij dit niet is toegestaan onder de genoemde regelgeving.
Beveiligingsmaatregelen
Verwerker zal – rekening houdend met de van toepassing zijnde regelgeving op het gebied van bescherming van Gegevens, de stand van de techniek en de kosten van tenuitvoerlegging – technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen treffen om de Gegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. De beveiligingsmaatregelen die thans zijn genomen, zijn in Annex 2 bepaald.
Verwerker zorgt voor maatregelen die er mede op gericht zijn onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.
De gegevens worden uitsluitend opgeslagen en verwerkt binnen de Europese Economische Ruimte.
Toezicht op naleving
Verwerker zal verantwoordelijke op diens verzoek en voor diens rekening inlichtingen verschaffen over de Verwerking van de Gegevens door Verwerker of Sub-verwerkers. Verwerker zal de gevraagde inlichtingen zo snel mogelijk verstrekken, doch uiterlijk binnen vijf werkdagen.
Verantwoordelijke heeft eenmaal per jaar en voor eigen rekening het recht om een door Verantwoordelijke en Verwerker gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke derde een inspectie te laten uitvoeren om te verifiëren of Verwerker de verplichtingen onder de AVG en deze verwerkersovereenkomst nakomt. Verwerker zal daaraan alle redelijkerwijs noodzakelijke medewerking verlenen. Verwerker heeft het recht om haar kosten die gepaard gaan met de inspectie in rekening te brengen bij Verantwoordelijke.
Verwerker zal in het kader van haar verplichting onder lid 1 van dit artikel aan Verantwoordelijke dan wel een daartoe door Verantwoordelijke ingeschakelde derde in ieder geval:
Alle relevante inlichtingen en documenten verstrekken;
Toegang verlenen tot alle relevante gebouwen, informatiesystemen en gegevens.
Verantwoordelijke en Verwerker zullen zo spoedig mogelijk na het gereedkomen van het rapport met elkaar in overleg treden om de eventuele risico’s en tekortkomingen te adresseren. Verwerker zal op kosten van Verantwoordelijke maatregelen nemen om de geconstateerde risico’s en tekortkomingen op een voor Verantwoordelijke acceptabel niveau te brengen respectievelijk op te heffen, tenzij partijen schriftelijk anders overeen zijn gekomen.
Datalek
Zo spoedig mogelijk nadat Verwerker kennis neemt van een incident of datalek dat (mede) betrekking heeft of kan hebben op de Gegevens, stelt Verwerker Verantwoordelijke hiervan op de hoogte via de bij Verwerker bekende contactgegevens van Verantwoordelijke en zal Verwerker informatie verstrekken over: de aard van het incident of de datalek, de getroffen Gegevens, de vastgestelde en verwachte gevolgen van het incident of datalek op de Gegevens en de maatregelen die Verwerker heeft getroffen en zal treffen.
Verwerker zal Verantwoordelijke ondersteunen bij meldingen aan betrokkenen en/of autoriteiten.
Sub-verwerkers
Indien Verwerker op grond van de Overeenkomst zijn verplichtingen mag uitbesteden aan derden, legt Verwerker aan de betreffende derde deze privacy-voorwaarden op, dan wel sluit Verwerker met deze sub-verwerker een (sub)verwerkersovereenkomst betreffende de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de sub-verwerker.
Medewerkingsplichten en rechten van betrokkenen
Verwerker zal Verantwoordelijke op verzoek medewerking verlenen in geval van een klacht, vraag of verzoek van een betrokkene, dan wel onderzoek of inspecties door de Autoriteit Persoonsgegevens.
Verwerker zal Verantwoordelijke op dienst verzoek en voor diens rekening bijstaand bij het uitvoeren van een gegevensbescherming-effectbeoordeling.
Als Verwerker rechtstreeks van een betrokken een verzoek om inzage, correctie of verwijdering van zijn of haar Gegevens ontvangt, informeert Verwerk Verantwoordelijke binnen twee werkdagen over de ontvangst van het verzoek. Verwerker voert zo snel mogelijk alle instructies uit die Verantwoordelijke schriftelijk aan Verwerker geeft als gevolg van zodanig verzoek van betrokkene. Verwerker treft de noodzakelijke passende technische en organisatorische maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan dergelijke instructies van Verantwoordelijke.
Indien instructies van Verantwoordelijke aan Verwerker strijd opleveren met enige wettelijke bepalingen omtrent gegevensbescherming, meldt Verwerker dit bij Verantwoordelijke.
Duur en beëindiging
Deze privacy-voorwaarden zijn geldig zolang Verwerker de opdracht heeft van Verantwoordelijke om Gegevens te verwerken op grond van de Overeenkomst tussen Verantwoordelijke en Verwerker. Zolang door Verwerker Werkzaamheden worden verricht ten behoeve van Verantwoordelijke zijn deze privacyvoorwaarden op deze relatie van toepassing.
Indien Verwerker op grond van een wettelijke bewaarplicht bepaalde gegevens en/of documenten, computerdisks of andere gegevensdragers waarop of waarin zich Gegevens bevinden gedurende een wettelijke termijn moet bewaren, dan zal Verwerker zorgdragen voor de vernietiging van deze gegevens of documenten, computerdisks of andere gegevensdragers binnen 4 weken na beëindiging van de wettelijke bewaarplicht.
Bij beëindiging van de Overeenkomst tussen Verantwoordelijke en Verwerker kan Verantwoordelijke aan Verwerker verzoeken om alle documenten, computerdisks en andere gegevensdragers, waarop of waarin zich gegevens bevinden, te retourneren aan Verantwoordelijke, voor rekening van Verantwoordelijke. In geval van retournering zal Verwerker de gegevens verstrekken in de vorm zoals bij Verwerker aanwezig.
Onverlet hetgeen voor het overige in dit artikel 12 is bepaald, zal Verwerker na beëindiging van de Overeenkomst geen Gegevens houden noch gebruiken.
Nietigheid
Indien één of meerdere bepalingen uit deze privacyvoorwaarden nietig zijn of vernietigd worden, blijven de overige voorwaarden volledig van toepassing. Indien enige bepaling van deze privacyvoorwaarden niet rechtsgeldig is, zullen partijen over de inhoud van een nieuwe bepaling onderhandelen, welke bepaling de inhoud van de oorspronkelijke bepaling zo dicht mogelijk benaderd.
Toepasselijk recht en forumkeuze
Op deze privacy-voorwaarden is Nederlands recht van toepassing.
Alle geschillen in verband met de privacyvoorwaarden of de uitvoering daarvan worden voorgelegd aan de bevoegde rechter bij de rechtbank Breda, behoudens voor zover dwingend rechtelijke competentieregels aan deze forumkeuze in de weg zouden staan.
ANNEX 1
GEGEVENS EN DOELEINDEN
PERSOONSGEGEVENS
De Verantwoordelijke laat de Verwerker de volgende persoonsgegevens door Verwerker verwerken in het kader van de opdracht, waaronder maar niet uitsluitend, kunnen vallen personeelsadministratie, loonadministratie, financiële verslaglegging:
Toegangs- of identificatiegegevens (bijvoorbeeld inlognaam / wachtwoord of klantnummer)
Naam (initialen, achternaam)
Telefoonnummer
E-mailadres
Geslacht, geboortedatum en/of leeftijd
Straat, huisnummer, postcode, woonplaats, land
Functie / beroep
Kenteken auto
Gegevens ID-bewijs (in verband met de Wwft)
Financiële gegevens, zowel zakelijk als privé
NAW-gegevens en BSN van personeelsleden van Verantwoordelijke
U bepaalt welke persoonsgegevens worden verwerkt en op welke wijze. U bent verantwoordelijk voor deze verwerking.
DOELEINDEN
De werkzaamheden waarvoor bovengenoemde Gegevens mogen worden verwerkt, uitsluitend indien noodzakelijk, zijn in ieder geval:
De werkzaamheden, te beschouwen als de primaire dienstverlening, in het kader waarvan Verantwoordelijke een opdracht heeft verstrekt aan Verwerker;
het onderhoud, waaronder updates en releases van het door Verwerker dan wel sub-verwerker aan Verantwoordelijke ter beschikking gestelde systeem;
het gegevens- en technische beheer, ook door een sub-verwerker;
de hosting, ook door een sub-verwerker.
CATEGORIEËN VAN BETROKKENEN
De persoonsgegevens die verwerkt worden hebben hoofdzakelijk betrekking op natuurlijke personen (betrokkenen) waaronder de medewerkers van Verantwoordelijke en natuurlijke personen die en relatie hebben met Verantwoordelijke (bijvoorbeeld klanten, toeleveranciers, leden, bezoekers, gasten, medewerkers, consumenten, burgers).
DERDEN
Wij schakelen onder andere deze derden (sub-verwerkers) in bij het uitvoeren van de onderliggende opdracht:
Onze systeembeheerder (Daemen-ICT)
Softwareleveranciers (zoals salarissoftwarepakket NMBRS en Loon van Loon salarissoftware B.V., rapportagesoftware UNIT4 Audition, financiële administratiestoftware Unit4 Accounting, Accountview en/of AFAS, aangiftesoftware AFAS Fiscaal insite alsmede scanprogramma’s Elvy en Basecone.
ANNEX 2
BEVEILIGINGSMAATREGELEN
BEVELIGINGSMAATREGELEN
De Verwerker heeft ter bescherming van de Persoonsgegevens tegen verlies of onrechtmatige Verwerking in ieder geval de volgende technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen getroffen:
backup- en herstelprocedures;
beveiliging van netwerkverbindingen;
bevoegdheden zijn toegewezen aan een beperkt aantal personen die met de uitvoering van de verwerking zijn belast (inclusief een periodieke controle hierop);
geïmplementeerd beveiligingsbeleid (incl. periodieke controle en implementatie van
wijzigingen hierop);
geheimhoudingsverklaringen in arbeidscontracten;
indringeralarm;
logische toegangscontrole door middel van wachtwoorden en persoonlijke
toegangscodes;
logging en controle van toegang tot de persoonsgegevens;
sub-verwerkersovereenkomsten met derden;
veilige wijze voor het opslaan van gegevensbestanden.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als u doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.